Als minder jongeren alcohol drinken dan is dat omdat ze dit willen

De meeste Westerse landen merken de laatste vijftien à twintig jaar een daling in het alcoholgebruik van jongeren. Hoe komt dat? Welke factoren hangen daarmee samen? En hoe reageren we er best op?
De Kettil Bruun Stichting, een internationale organisatie van wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek naar de sociale aspecten van alcoholgebruik en alcoholproblemen, organiseerde in april 2019 in Krakau een conferentie over het thema ‘Youth Drinking In Decline’. VAD sloot aan bij de 60 deelnemers en zet de voornaamste inzichten op een rij.

Internationale trend: alcoholgebruik bij jongeren daalt

Er zijn minder jongeren die alcohol drinken in vergelijking met vroeger. Als ze drinken, starten ze er op latere leeftijd mee. Er wordt minder frequent gedronken, in kleinere hoeveelheden en minder om dronken te worden.

Om de dalende trend in alcoholconsumptie onder jongeren te illustreren binnen een internationaal kader maken de meeste onderzoekers gebruik van de HBSC of ESPAD data.

Sinds het schooljaar 2007-2008 daalt ook in Vlaanderen het alcoholgebruik bij jongeren van 12-18 jaar, al lijkt die trend zich het laatste schooljaar te stabiliseren.

Hoe kan de daling in alcoholgebruik bij jongeren verklaard worden?

Wetenschappers zijn er nog niet uit. Verschillende verklaringen worden aangehaald zoals: alcohol is moeilijker te verkrijgen door striktere reglementering, er is meer toezicht van de ouders, ouders leggen striktere regels op tegenover alcoholgebruik, ouders drinken zelf minder, het gebruik van tabak en cannabis daalt, er zijn minder vrienden die drinken, er wordt ’s avonds minder tijd met vrienden doorgebracht, er is een grotere focus op welzijn en gezondheid, er gelden andere normen over drinken onder jongeren, er is beïnvloeding door immigratie vanuit niet-drinkende culturen, het subjectief welzijn verbetert, er is een grotere focus op studieprestaties, gebruik van internettechnologie neemt toe.

In het publieke discours wordt verder gewezen op de meer competitieve samenleving, een meer gedisciplineerde manier van leven en een algemene trend naar een gezondere levensstijl.

Empirische studies die de verklaringen onderzoeken zijn schaars en de resultaten spreken elkaar tegen. Zo bijvoorbeeld over monitoring door ouders en regels stellen. In de ene studie doet een striktere monitoring van de ouders het alcoholgebruik verminderen, in de andere is een negatieve attitude van ouders tegenover alcohol doorslaggevend (bv. afkeuren dronken zijn) en in nog ander onderzoek heeft het drinkgedrag van de ouders zelf een impact.

Vaak aangehaald is dat jongeren zich meer bewust zijn van de risico’s van drinken. Ze zijn meer geïnformeerd over de negatieve effecten van alcohol. Tevens is hun attitude tegenover alcoholgebruik veranderd. Ze hebben meer respect voor een alternatieve leefstijl; iedereen beslist voor zichzelf om wel of niet alcohol te drinken. Individualisme dat afwijkt van de alcoholnorm geeft jongeren authenticiteit. Bovendien staan ze kritisch tegenover alcohol als ‘socializer’. Alcohol wordt als een drug beschouwd. De sociale norm verandert: meer jongeren denken dat hun vrienden niet drinken. De normalisering van niet-drinken is ingezet. Factoren die daaraan bijdragen zijn het normatief klimaat van vrienden (‘het is niet cool om te drinken’), aanvaarden van regelgeving en verwachtingen (‘het is niet toegelaten en ik wil mijn ouders niet teleurstellen’), angst voor de gevolgen van drinken (‘ik wil niet dronken worden, ik wil de controle niet verliezen’) en prestatiegerichtheid (‘liever studeren dan drinken’).

Verband met andere gezondheidsrisico’s

Om de daling in het alcoholgebruik bij jongeren te begrijpen dient gekeken te worden naar de evoluties in ander gedrag met een gezondheidsrisico en naar de mentale gezondheid van jongeren. De huidige generatie jongeren doet het immers op veel andere vlakken beter. Naast alcoholgebruik daalt het gebruik van tabak en cannabis, er wordt minder gespijbeld en er is een daling in riskant seksueel gedrag, tienerzwangerschappen, jeugdcriminaliteit, fysiek geweld, gedragsproblemen en verkeersongevallen. Er is echter geen verbetering te merken op het vlak van obesitas, condoomgebruik, voeding, mentale gezondheid (vooral bij meisjes), fysieke activiteit, slaap. Nochtans kan een slechtere mentale gezondheid (zoals angst en depressie) een risicofactor zijn voor middelengebruik (bv. als zelfmedicatie).

Vervangt de smartphone alcoholgebruik?

In de jaren dat het alcoholgebruik daalde, nam het gebruik van sociale media explosief toe, zeker bij jongeren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel onderzoekers bekeken of het ene iets te maken heeft met het andere. Studies zijn er niet helemaal uit of sociale media nu een intoxicatie-drinkcultuur promoten of eerder de alcoholconsumptie doen afnemen. Zowel de toename in gebruik van elektronische media als de afname in persoonlijk contact dat daarvan een gevolg is, worden in verband gebracht met dalend alcoholgebruik. Toch lijkt de afname in persoonlijk contact de grootste verklarende factor te zijn.

Uit kwalitatief onderzoek komt naar voor dat jongeren, en dan vooral meisjes, zich heel bewust zijn van hoe ze op sociale media overkomen. Ze denken na over hun eigen presentatie omdat foto’s breed kunnen gedeeld worden. In het slechtste geval kunnen ouders, leerkrachten of werkgevers deze foto’s te zien krijgen. Dat remt hun alcoholgebruik. Maar een mogelijke tegenreactie is dat beelden van drinkpartijen enkel in private groepen gedeeld worden.

Wat impliceert dit voor beleid, preventie en publieke opinie?

Er worden veel verklaringen voor het dalend alcoholgebruik onder jongeren gesuggereerd maar geen enkele is sluitend. We weten ook niet of de dalende trend zich zal verder zetten. Hebben we te maken met een generatie-effect of gaat het om uitstellen van gebruik naar latere leeftijd?

Rekening houdend met het feit dat nog steeds veel jongeren regelmatig drinken, blijft het op korte termijn de beste optie om bestaande strategieën en beleidskeuzes aan te houden. Strategische verschuivingen zouden kunnen leiden tot een versoepeling van het beleid terwijl we geen duidelijkheid hebben over de oorzaken van de dalende alcoholconsumptie en we niet zeker weten of de dalende trend zich zal verderzetten. Er moeten zeker meer inspanningen gebeuren om de oorzaken verder te onderzoeken zodat gepaste beleids- en preventie-initiatieven kunnen genomen worden.

Het gevaar bestaat dat belangenorganisaties krediet verliezen als ze het dalend alcoholgebruik bij jongeren niet weten te verklaren. Het ‘framen’ van de agenda door dalend alcoholgebruik kan ertoe leiden dat er minder publieke en politieke wil is om er blijvend iets aan te doen. Het kan het geloof in de ‘three best buys’ aantasten. Het gevaar bestaat dat de alcoholindustrie de pluim op haar hoed steekt en dat ze het pleidooi voor zelfregulering nog sterker voert.

Een alternatief kan zijn om de aandacht te verplaatsen richting oudere leeftijdsgroepen, waarin momenteel de grootste drinkers te vinden zijn, die het meest risico lopen op schade. Het is eveneens belangrijk om de nieuwe generaties te mobiliseren aangezien zij strengere regulering van alcohol ondersteunen.

Else De Donder
Studie & Onderzoek / Onderzoeksplatform